Ego: een flink staaltje psychologie
Het ego speelt uiteraard ook een aanzienlijke rol in de psychologie. Dit brengt me meteen bij de egopsychologie. Dat is het fundament van de psychoanalyse, die Sigmund Freud in een structureel model goot: de ‘id-ego-superego’ samenstelling. Dit model is onderdeel van Freud’s tweeledige structuur van de psyche.
Structuur van de psyche
Freud stelde twee modellen op om de structuur van de psyche te omschrijven. Het eerste model is topografisch. Dit model verdeelde het bewustzijn in drie niveaus, waarop bepaalde psychische processen plaatsvinden. Niveau 1 is het bewuste niveau, waarin het individu zich bewust is van zijn gedachten en waarnemingen. Niveau 2 omvat het voorbewuste niveau, waarbij de psychische inhoud grenst aan het bewustzijn. Dat betekent dat het zaken bevat die we al dan niet bewust hebben verdrongen. Wel kunnen ze gemakkelijk terug bewust gemaakt worden. Niveau 3 kan je definiëren als het geestelijke leven dat nooit bewust is geweest. Een veelvoorkomende gedachtegang bij dit laatste niveau is een déjà vu.
Model twee is structureel en gaat over het eerder vermelde id-ego-superego-model. Dit omvat het bekende onderscheid tussen Es, ich en Über-Ich. Volgens Freud kan dit dynamische concept gelinkt worden aan de opeenvolgende fasen in de ontwikkeling van een kind. Het Es (id) kan je het eerder primitieve deel van de psyche noemen. Het onderdeel wordt namelijk geleid door het oerinstinct. En het Ich (ego) vertegenwoordigt het kind dat realistisch wordt. In deze fase leert het zich aan te passen aan omstandigheden. Tot slot is er het Über-Ich (superego), ook wel omschreven als het geweten. In dit stadium vindt de ontwikkeling van sociale normen plaats.
Maar wat is juist het verschil tussen deze twee modellen? Wel, je kan stellen dat het topografische model gaat over de bewustwording van verdrongen materiaal. Terwijl in het structurele profiel de focus verschuift naar de manier waarop het ego bemiddelt. Ja; het ego treedt op tussen de verdrongen id-impulsen en de onbewuste superego-aspecten enerzijds, en de aanpassing aan de omgeving anderzijds. Deze verschuiving brengt ons uiteindelijk bij de feitelijke egopsychologie. Daarin plaatsen een reeks functies van het ego zich op de voorgrond. Dan heb ik het over zelfobservatie, introspectie, afweer, realiteitstoetsing en angst- en frustratietolerantie.
Conclusie?
Freud’s bevindingen vormen een ingewikkelde wetenschap. Daarom vat ik voor jou het psychologisch toepassingsgebied van het ego nog snel samen. En ditmaal op eenvoudige wijze. Want hoe het ego zich manifesteert in de maatschappij is een terugkerend gegeven. Elke dag is ons ego de bemiddelaar tussen onze lusten en lasten. Kortom: het ego omvat al onze eigen driften in verhouding met talloze eisen die de maatschappij aan ons stelt.